Ll DE CONCURRENTIEREGELS VAN DE E.E.G. door J.A. VAN DAMME Docent aan de Vrije Universiteit Brussel 1. W anneer men het publicatieblad van de Europes
hinderpalen voor het vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitalen. Met de aftakeling van de tolgrensen was het probleem niet opgelost
36. Arrestvan23.10.1974, in de zaakTransoceanMarinePaintAssociation, Jur., 1974, b1z. 1063 Noot: TEMPLE LANG, C.D.E., 1975, b.lz. 286 37. Arrest v
56. Arrest van 16.11.1977, in de zaak: GB-Inno-Atab, Jur., 1977, b1z. 2115 Noot: DECLERCQ, S.E.W., 1978, b1z. 300 57. Arrest van 14.12.1977,
29. Saba, 15.12.1975, Publ., nr. L 28 van 3.2.1976, biz. 19. 30. Junghans, 21.12.1976, Publ., nr. L 30 van 2.2.1977, biz. 20. 31. Penneys,
38. The Distillers Company Limited, 20.12.1977 ,Pub!., nr. L50 van 22.2.1978, blz. 16. 39. Epices, 21.12.1977, Pub!., nr. L 53 van 24.2.1978, blz.
35. Jaz-Peter, 23.12.1977, Publ., nr. L 61 van 3.3.1978, biz. 17. 36. Sopelem-Vickers-Nachet, 21.12.1977, Publ., nr. L 70 van 13.3.1978, bi
Aanbeveling inzake (art. 3 § 3 Vo. nr. 17) 1. Fai"encekartel, 24.7.1963, Bulletin van de Europese Economische Gemeenschap, 1964, nr. 5,
W aar de pro grammering in bepaalde Lid-Staten a an de orde van de dag is, zou zulks uit concurrentieel oogpunt op E.E.G.-niveau moeilijkheden ku
economische politiek van de Gemeenschap door voorafgaande en institu-tionele beslissingen wordt bepaald(l8). 18. Het past niettemin te benadrukken da
------~--~=~ ----=-=-"---=---=--"--=--~'-~---::--=-=-=------_--e) het afhankelijk stellen van het sluiten van overeenkomsten va
- de verbodsvoorwaarden (hfdst. I, nr. 21-72) -de vrijstellingsvoorwaarden (hfdst. II, nr. 73-84) -de sancties (hfdst. III, nr. 85-101). HooFDS
a. Economische benadering 23. Aan de eerste opvatting blijft de juridische problematiek vreemd. Er wordt weinig of geen aandacht geschonken aan een m
economisch oogpunt zijn ze in tegendeel volkomen afhankelijk. Die afhankelijkheid kan overigens verschillende gedaanten aannemen die hier echter
nis te verlenen, daar tussen ondememingen van eenzelfde groep geen werkelijke mededinging bestaat en er derhalve voor de toepassing van bet Eu
de toepasselijkheid van het kartelverbod, daar de ontstentenis van elke zelfstandige economische actie in hoofde van de filiale het onontbeerlijk bes
De Commissie situeerde dus het probleem niet meer onder het oogpunt van de mededinging; in dit opzicht scheen ze derhalve verder te gaan dan in de be
grove vergissing. Tal van vroeger onschuldig geachte rechtsfiguren kun-nen nu op grand van de mededingingsregels op de helling geraken. Ter illustrat
geweest zijn - niet de juridische betekenis kon ontnemen aan een ef-fectief gegeven toestemming. Het ware gevaarlijk voor te houden dat de Commissie
-----------c _ L--=--=-----.:------=-::-=-=-=---=---------~..::.::_~~---_--::::-_t _ :!--_-=-=._---van de tweede Lid-Staat, aan haar dochterondememing
dochtermaatschappij een eigen rechtspersoonlijkheid bezit, niet vol-doende is, om de mogelijkheid uit te sluiten dat haar gedrag aan de
Of die benadering oordeelkundig was, kan betwijfeld worden. De gevol-gentheorie was vrij algemeen aanvaard en het Hof zelf had ze reeds beaamd
7. Beschikking van de Commissie van 14.12.1972 (Publ. nr. L 299 van 31.12.1972, blz. 51) en Arrest van het Hofvan Justitie van 6.3.1974 (Jur. 1974,
veroordeling uit te spreken tegen een moedervennootschap en haar filiaal, indien deze laatste niet beschikt over een werkelijke wilsautonomie. 8. Arre
Hoogstens wordt aan hetgroepseffect ten overstaan van de toepassing van artikel 85 een zeker belang gehecht, wanneer een aantal beperkende voor
Men mag het betreuren dat het Hof van Justitie van het verhaal in de zaak: United Brands geen gebruik gemaak:t heeft om de toestand op te helderen. In
ging op gelijke voet behandeld worden en waarvan de beslissingsvrijheid slechts aangetast is voor wat deze punten betreft, die het voorwerp van de afs
men berusten niet op klassieke overeenkomsten, maar vertonen nochtans voor de mededingingsvrijheid een aanzienlijk gevaar. Daarom heeft men in de Vere
5) de beschikking van de Commissie van 2.1.1973 inzake suikerkartel (Publ., nr. L. 140, 26.5.1973, biz. 17 e.v.) met een boete voor de Tiense suiker
zing voor een onderling afgestemde feitelijke gedraging te beschouwen en kan zijn verklaring vinden in de wens een zo groot mogelijke winst te maken.
gen, dat zijn oorsprong vindt in een wederkerige en voorafgaande onder-linge raadpleging, gedachtenwisseling of informatie-uitwisseling, zonder dat de
A. OVERZICHT VAN DE RECHTSLEER I. THEORIE VAN DE BEVOEGDHEIDSNORM 45. In de eerste plaats werd gesteld dat de tweede verbodsvoorwaarde een zuivere
bezwaar; in bet tegenovergesteld geval zal bet kartelverbod van artikel 85 § 1 spelen. III. THEORIE VAN DE KUNSTMATIGE BEINVLOEDING VAN DE HANDELSSTRO
geeft natuurlijk aan de besproken verbodsvoorwaarde een zeer grate draagwijdte. Na deze theoretische beschouwingen past het nate gaan op welke
boven de toelating bekomen om het merk Gint(61)(62) in Frankrijk op hun naam in te schrijven. Na de liberalisatie van het handelsverkeer waren ve
Lid-Staten op zodanige wijze regelde dat deze uitsluitend aan de con-tracterende partijen voorbehouden werd. De afspraak verhinderde derhalve a
Zo de Commissie telkens tot het besluit kwam dat de voorwaarden voor de toepassing van het kartelverbodverenigd waren, aanvaardde ze echter, dat de b
van Justitie de rechtspraak van de Commissie hervormde heeft men zich echter wel de vraag gesteld of de zienswijze van Commissie in al haar schakeri
cause, soit de maniere directe ou indirecte, soit actuellement ou potentiellement, la liberte de commerce entre Etats membres dans un sens qui po
een begripsomschrijving zoeken. Het Hof beperkt er zich toe het betrek-kelijk karakter van voormeld beginsel te onderstrepen. In de klassieke rechts
en personen tot een der essentiele grondbeginselen van het verdrag be-hoort. De theorie van de kunstmatige bei:nvloeding van het grensoverschrijdend v
geeigend is de natuurlijke orientatie van de handelsstromen om te buigen en aldus de handel tussen de Lid-Staten ongunstig te bei:nvloeden.'&apos
Partijen hadden tegen een veroordelingsbeschikking van de Comrnissie het bezwaar geopperd dat er geen spraak kon zijn van een ongunstige ! bei"
Het Hof verwierp dit middel zonder enige aarzeling en overwoog (80) dat wanneer de binnen de gemeenschappelijke markt gevestigde bezitter van een mac
De tweede vergt een veel grondiger economisch onderzoek van de con-crete marktsituatie. 60. In dit verband is het niet van belang ontbloot eraan te h
--_=.l_ r----=--Dit betekent echter geenszins dat de concrete marktproblemen niet in aanmerking moeten genomen worden. Zulks moet dan echter ges
Zeker is het dat een aantal overwegingen van het Hof niet van een zekere dubbelzinnigheid vrij zijn. In het arrest LTM/MBU van 30 juni 1966(84) luidt
opsomming van de voorwaarden die een individuele exclusiviteitsover-eenk:omst moet vervullen om onder het kartelverbod te vallen leest men nopens de
65. In het arrest van de Brouwerij Haecht(85) benadrukt het Rof de noodzakelijkheid om bij de beoordeling van een afspraak, deze in zijn eco
Na een grondig onderzoek van de toestand, hervormde het Hof uiteinde-lijk de beschikking van de Commissie en deed het gelden dat de gehekelde overeenk
II. VooRSTEL VAN DEFINITIE a. Begripsomschrijving 8. Baumbach-Hefermehl hebben ernaar gestreefd het begrip ,mededin-ging'' te ontdoen van
Het komt waarschijnlijk voor dat de Commissie eveneens verwees naar het latijns adagium , ,De minimis non curat praetor'' in de zaken Gros
De Commissie is van oordeel dat op het gebied van de productie of de distributie van goederen de afspraken aan het Europees kartelverbod ontsn
Deze citeria zijn onlangs door een bekendmaking van 19.12.1977 aange-past geworden(100). W at het eerste criterium aangaat, bepaalt de nieuwe bekendma
goederen als deze die het voorwerp van de afspraak uitmaken; alle gerealiseerde goederen- en dienstenomzetten zullen in aanmerking geno-, me
is(108). In dit geval zou de Commissie nochtans bezwaarlijk een boete kunnen toepassen(109). 72. Tenslotte zal de bagatelbekendmaking niet steed
Het behoort immers tot de filosofie van het systeem dat de beperking van de vrijheid tot op zekere hoogte geduld wordt, wanneer zulks het bereiken van
§ 2. Over de materiele uitzonderingsvoorwaarden 75. Uit de reeds aangehaalde termen van artikel85 § 3 blijkt dat men voor een algemene bepaling staat
Wanneer is een mededingingsbeperking echter als onmisbaar te be-schouwen? V anzelfsprekend zal het antwoord van feitelijke omstandigheden afha
A. DE ONTHEFFING 77. Voor de beoordeling geval per geval geniet de Commissie van een uitsluitende bevoegdheid(ll8). Het is precies deze bevoegdhe
worden van de wijze waarop van de ontheffing effectief in de praktijk gebruik gemaakt wordt, desgevallend ten overstaan van andere markt-deelneme
de vrije toe gang tot de markt voor een pluraliteit van ondememingen de bewegingsvrijheid aan de kant van het aanbod de keuzevrijheid aan de kant van
Dat de Raad op grand van artikel 87 van het E.E.G.-Verdrag over de nodige bevoegdheid beschikte, leed geen twijfel. Kon men echter het-zelfde bew
Haar verhaal werd echter door het Hof van Justitie verworpen ( 128). Kort daarop verscheen dan de eerste groepsvrijstelling ten voordele van be-paal
Ben dergelijke behoefte deed zich geleidelijk gevoelen in het kader van de -samenwerking tussen ondernemingen, waardoor deze rationeler kunnen werken
Hierbij volgde ze grosso modo dezelfde werkwijze als in de bagatel-bekendmaking van 27.5.1970. Er werd een dubbele voorwaarde gesteld met be
In het verleden heeft de Commissie o. m. bekendmakingen uitgevaardigd: - nopens de alleenverkoopovereenkomsten met handelsagenten en commissionairs
De verwijzing naar laastgenoemde beschikkingen zinspeelt op de gevallen waarin een ontheffing of een legalisatie tussenkomt. Weliswaar verwijst arti
kwamen of waaromtrent de Commissie bij toepassing van artikel 89 § 2 vaststelde dat ze een schending van artikel 85 § 1 uitmaakteno In concreto bl
Krachtens de rechtstreekse werking van artikel 85 § 2, behoort het even-tueel de nationale rechter toe de nietigheid toe te pas sen. Deze laatste mag
derd{m ingeroepen worden; de gevolgen zijn dezelfde ten overstaan van iedereen(156). Deze beginselen lijken volstrekt redelijk wanneer men voor ogen
betekent met andere woorden dat na afscheiding van de door het kartelver-bod getroffen contractuele bedingen, de nationale rechter zal behoren nate ga
heid, een geheel van specifieke normen in een zogenaamde vrije economie in te voeren? Soms stelt men dat het kartelrecht de uiting is van een
Elders lijkt men gemakkelijker tot zulk een uitbreiding over te gaan. Waelbroeck(163) zinspeelt op een bevel van de Voorzitter van de Koop-h
Alzo kan men denken aan een vordering tot stopzetting, aan bewarende of voorlopige maatregelen, aan het opleggen van dwangsommen of aan de bekendmakin
Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete wordt niet aileen rekening gehouden met de zwaarte, maar ook met de duur van de inbreuk.
In de recente beschikkingspraktijk van de Commissie kan men niettemin een zekere kentering waarnemen ( 173). III. DWANGSOMMEN 101. Ten slotte kan de C
- het feit dat het sluiten van overeenk:omsten afhankelijk wordt gesteld van het aanvaarden, door de handelspartners van bijkomende pres-taties, welk
---------een machtspositie op de gemeenschappelijke markt of op een wezen-lijk deel ervan een misbruik een mogelijke ongunstige bei:nvloeding van de h
109. Meerdere ondernemingen kunnen ook collectief een machtspositie bekleden. De volgende gevallen zijn nu hierbij te onderscheiden: - Meerdere on
- Verschillende ondernemingen die samen een kartel vormen, kunnen collectief een machtspositie vormen(l92). De Commissie kan hier of artikel 85 of art
de Lid-Staten niet zou bei:nvloeden. Het Hof verklaarde dat het voldoende was dat men een concurrent probeert uit te schakelen, terwijl men zelf een m
grondbeginsel van artikel3 (f) E.E.G.-Verdrag dat tot de communautaire openbare orde hoort(l98). 115. Standpunt van de Cominissie-In de zaak Continen
13. De antitrustwetgeving spruit dus niet uit een systematisch inter-ventionisme, maar beoogt het behoud van vrijheden die voor de maat-sc
verhinderen doordat zij de mogelijkheid versterkt tot onafhankelijk marktgedrag. De Commissie en het Hof hebben dus de respectieve elementen va
b. Communautaire praktijk en rechtspraak 122. Blijkens de beschikkingen inzake Continental Can, Europese Suikerindustrie, U.B.C. en Hoffmann-La R
van de relevante markt. De afbakening hiervan dient vanuit verschillende oogpunten te geschieden: - in de tijd. - in de ruimte - met betrekking tot d
-=-~-· -------------In de zaak Zoja(219) betrof de relevante markt de gehele gemeenschap-pelijke markt. In het kader van artik:el 85 hebben de communa
b. Communautaire praktijken en jurisprudentie 131. Deze tonen aan hoe moeilijk het vaak is om de relevante markt af te bakenen. De algemeen gehanteer
De Commissie had deze beperkt tot die der bananen. Het Hof keurde dit goed, daar onderzoeken hadden aangetoond dat de kruis-elasticiteit van de vraag
II. MET BETREKKING TOT.DE RELEVANTE MARKT 135. Zou het ook nuttig zijn dit begrip te koppelen aan een ander gege-ven? Waelbroeck (234)' stelt da
B. BIJZONDERHEDEN-PROBLEMEN VAN DE POUT EN VAN DE CAUSALITEIT I. OVER DE FOUT 137. Volgens de Commissie is het niet nodig dat er sprake is van een
hypothese zou een oorzakelijkheidsband logisch vereist zijn, terwijl deze in de tweede hypothese volkomen onverschillig zou zijn(240). HOOFDSTUK II S
-:::-:::::::..::_l__,--==---=------::::-::-_-=-----=--------=-======-=-= L -~:.=_----=:::-=====-=-=-=-==--=--=-===-=-=-=----o-o--x _ ____::r --~------
minimum aantal van vergelijkbare en autonome ondernemingen voorhan-den is, waardo~r aan de marktdeelnemers een keuzemogelijkheid tussen verscheidene a
Anderzijds is het even klaar dat het er de Commissie niet op gaat de ontwikkeling van de productie of het economisch ruilverkeer systematisch te re
TEKSTEN EN LITERATUUR BETREFFENDE E.E.G. MEDEDINGINGSRECHT A. TEKSTEN Verdrag van Rome Artt. 1-8, 30-36, 37, 85-90, 222 Verordeningen van de Raad
Ontwerp van Verordening van de Raad Ontwerp van verordening van de Raad betreffende de controie op concentraties van 20.7.1973, Publ., nr. C 92
·-______:::___---=-~~------=-====---r_ -------------------J _ 1.--------------::--: :=l__ ~--------------------1977, blz. 433 1978, biz. 262 Revue
19) FRANCESCHELLI, PLAISANT, LASSIER, Droit europeen de la concurrence, 1966. 20) GAEDERTZ, F., e. a., Neue Entwicklungen im EWG-Kartellrecht, 1975
C. RECHTSPRAAK I. HET HoF vAN JusTITIE 1. Arrest van 6.4.1962, inde zaakBosch, Jur., VIII, biz. 91 Noten: CAMPBELL, I.C.LQ. 1962, biz. 1027-1053
SHAPIRA, J.D.!., 1967, biz. 323-356 ScHUMACHER, W.u.W., 1967, biz. 3-11 ToRELLI, R.M.C., 1966, biz. 709-716 WERTHEIMER, C.M.L.R., 1966, biz. 3
KLAUE, W.u.W., 1969, biz. 593-601 LAUWAARS, C.M.LR., 1969, biz. 489-490 MoK, S.E.W., 1969, biz. 24-26 en S.E. W., 1970, biz. 167-182 ScHUMACH
22. Arrest van 13.7.1971, in de zaakDeutscher Komponistenverband t!Commissie, Jur., XVII, b1z. 705 23. Arrest van 14.7.1971, in de zaak Ministere
HEYNEN, N.J.W., 1973, biz. 1526-1529 JACQUEMIN, R.T.D.E., 1973, biz. 412 JEANTET, J.C.P., I973, I, 2576 JoLIET, EuR., 1973, biz. 97-123 MoK,
Commentaires sur ces manuels